Het Gerechtshof heeft Ernst & Young (EY) in hoger beroep opnieuw veroordeeld tot het betalen van een boete van 400.000 gulden. De boete werd opgelegd door de Fair Trade Authority Curaçao (FTAC), omdat EY zich niet heeft gehouden aan de wettelijke meldingsplicht bij de overname van het toenmalige KPMG Dutch Caribbean, later hernoemd tot KDC. Door de transactie kreeg EY een marktaandeel van meer dan 30 procent, wat volgens de Landsverordening inzake concurrentie (Lvic) als ‘concentratie’ wordt beschouwd. Dat meldt het Antilliaans Dagblad.
EY voerde aan dat er geen sprake was van een overname, omdat er geen aandelen of vermogensbestanddelen zijn overgenomen. Het Hof gaat hier niet in mee en oordeelt dat de zeggenschap over klanten en medewerkers wél werd overgedragen. De leiding van KPMG Dutch Caribbean (KDC) heeft volgens de rechters bewust geselecteerde klanten en werknemers bewogen om over te stappen naar EY, waarbij ook een omzetberekening per klant werd meegenomen. Het Hof benadrukt dat de mate van zeggenschap doorslaggevend is en dat ook informatie-uitwisseling kan bijdragen aan een concentratie.
EY stelt verder dat KDC al economisch ten einde was en de overgang van klanten en werknemers vanzelf is gegaan. Het Hof verwerpt dit argument en concludeert dat KDC vóór de overname nog economisch actief was en dat de overstap van werknemers en klanten structureel was. Omdat ook gedeeltelijke concentraties onder de meldingsplicht vallen, had EY de transactie moeten melden bij FTAC.
Over de hoogte van de boete oordeelt het Hof dat 400.000 gulden een redelijk bedrag is, gezien het maximale boetebedrag van 1 miljoen gulden. Het verweer van EY dat het boetebeleid van FTAC pas na de overtreding was vastgesteld, werd niet relevant geacht. EY had, los van het boetebeleid, aan de meldingsplicht moeten voldoen en is daarom terecht beboet.