Op 15 december is het precies zeventig jaar geleden dat het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden werd ondertekend. Koning Willem-Alexander noemt het een dag “om te vieren dat wij verbonden zijn in vrijheid”, verwijzend naar zijn grootmoeder, koningin Juliana, die in 1954 haar handtekening zette onder het Statuut in de Ridderzaal in Den Haag.
Met de ondertekening ontstond een nieuwe rechtsorde en werd formeel afscheid genomen van het koloniale bestel. Het Statuut vormt sindsdien de basis voor de onderlinge verhoudingen binnen het Koninkrijk. Het bepaalt welke zaken de landen gezamenlijk regelen en welke onderwerpen onder hun eigen autonomie vallen.
In de afgelopen zeventig jaar heeft het Statuut drie grote veranderingen doorgemaakt. Suriname werd in 1975 onafhankelijk, Aruba kreeg in 1986 een ‘status aparte’, en in 2010 werden de Nederlandse Antillen opgeheven. Curaçao en Sint-Maarten werden toen zelfstandige landen binnen het Koninkrijk, naast Nederland en Aruba. Bonaire, Saba en Sint-Eustatius werden bijzondere gemeenten van Nederland.
De landen binnen het Koninkrijk hebben sindsdien een gelijkwaardige positie en zijn zelf verantwoordelijk voor hun eigen aangelegenheden. Wijzigingen aan het Statuut zijn alleen mogelijk met instemming van alle landen.
Daarmee blijft het Statuut het hoogste juridische document binnen het Koninkrijk, boven de Nederlandse Grondwet en de Staatsregelingen van Aruba, Curaçao en Sint-Maarten.