vrijdag 19 april 2024
Kijk | Ontdek | Luister | mee op nu.cw

Volgens demissionair staatssecretaris van Koninkrijksrelaties, Raymond Knops, is het lastig te begrijpen dat de CAS-landen het akkoord dat is bereikt over de consensusrijkswet COHO niet politiek kunnen bevestigen. Het baart Knops grote zorgen. Dat schrijft hij vandaag in een brief aan de Tweede Kamer.

De totstandkoming van de Rijkswet Aruba financieel toezicht (RAft) raakt daarmee ook uit het zicht. Het is volgens de staatssecretaris van groot belang dat na een jaar intensieve samenwerking de afgesproken wettelijke basis wordt gelegd onder deze samenwerking. “Vanaf het prille begin is het bevorderen van de totstandkoming van de rijkswet COHO door de regeringen ook onderdeel geweest van de voorwaarden voor de liquiditeitssteun. Net als de voortgang op de uitvoering van het landspakket, is het belangrijk dat ook in het traject van de rijkswet de juiste stappen worden gezet en de voortgang voldoende blijft”, aldus Knops in zijn brief.

Verwarring ontstaan

Naar aanleiding van de publieke reacties van de ministers-presidenten van Aruba, Curaçao en Sint Maarten en daarop gebaseerde berichtgeving in de media, merkt de Nederlandse bewindsman dat op een aantal punten kennelijk verwarring is ontstaan.

Het uitblijven van politieke instemming roept bij de Nederlandse regering de vraag op welke positie de landen nu innemen. “Ik erken dat de landen over het algemeen voortvarend werken aan de uitvoering van het landspakket, maar 2022 zal in het teken staan van (moeilijke) besluiten en uitvoering. Het feit dat de landen de volgende stap in het wetgevingsproces niet zetten, roept de vraag op in hoeverre er de oprechte wil en bereidheid is om serieus aan de slag te gaan met de consensusrijkswet en de noodzakelijke hervormingen. Nu in deze fase onduidelijk is waar de landen staan, is voor de Nederlandse regering onvoldoende duidelijk waar wij aan toe zijn”, schrijft Knops.

Bezinnen op de toekomst

Dat is de reden waarom de staatssecretaris heeft voorgesteld om de volledige besluitvorming tijdens de Rijksministerraad van 17 december jl. aan te houden. “Dit geeft ons allen ruimte om ons te bezinnen op de vraag of en hoe we de voorgenomen samenwerking voor zes jaar vruchtbaar kunnen aangaan, met inachtneming van eerder gemaakte afspraken. “