zaterdag 20 april 2024
Kijk | Ontdek | Luister | mee op nu.cw

Bij het opstellen van een voorstel voor een Rijkswet Coho heeft er in Nederland vooraf juridische toetsing plaatsgevonden, maar er was door de hoge tijdsdruk minder tijd voor dan normaal. Er was daarom maar een beperkte toetsing op juridisch vlak.

Dat antwoordt Knops op vragen van D66-Kamerlid Diertens en PvdA-Kamerlid Kuiken. De partijen hadden vragen gesteld naar aanleiding van een bericht dat de Rijkswet Caribisch Orgaan voor Hervorming en Ontwikkeling (Coho) volgens de Raad van State in strijd zou zijn met het Statuut.

Het wetsvoorstel heeft volgens Knops bij verschillende ministeries op tafel gelegen. Het voorstel is voorbereid in een juridische werkgroep van juristen van BZK, Financiën, Economische Zaken en Klimaat en Algemene Zaken. ”En ook het ministerie van Justitie en Veiligheid heeft een kwaliteitstoets uitgevoerd. Er was echter flinke tijdsdruk dus de juridische toetsing was minder uitgebreid dan gebuikelijk”, aldus Knops.

Maar, zo voegt Knops eraan toe, na aanpassing van het voorstel van de Rijkswet Coho naar aanleiding van het advies van de Raad van State, zal deze toetsing worden herhaald.

Verder legt hij uit dat bij (consensus)rijkswetgeving – zoals de Rijkswet Coho – daarnaast ook een verantwoordelijkheid voor toetsing ligt bij de juridische directies van de Caribische landen. In het geval van het Coho alle drie de Caribische landen. “Met juristen van in het bijzonder Aruba en Curaçao zijn, nadat in de Rijksministerraad van 10 juli 2020 geen overeenstemming werd bereikt over (de voorloper van) het Coho-voorstel, gedurende de zomermaanden en het najaar van 2020 ook intensieve gesprekken gevoerd over dit voorstel.”

Ook wijst de staatssecretaris op de rol die de Raden van Advies van Aruba, Curaçao en Sint Maarten spelen bij de juridische toetsing van rijkswetgeving. Deze toetsing vindt in de regel plaats voordat een voorstel voor advies wordt voorgelegd aan de Raad van State van het Koninkrijk. En die toetsing is ook in dit geval uitgevoerd.

Op de vraag of er gevolgen zijn voor het al opgestarte proces rond de uitvoering van de landspakketten wanneer de wet door het (nog niet openbare) advies van de Raad van State aanpassingen zou krijgen, antwoordt Knops dat die er niet zijn.

“Eventuele aanpassingen aan het voorstel van rijkswet hebben geen gevolgen voor dit proces. Zulke gevolgen zijn er wel als de landen geen consensus bereiken ten aanzien van het nader rapport en het voorstel van rijkswet. In dat geval komt van rechtswege ook de consensus te vervallen aan de onderlinge regelingen die tussen Nederland en elk van de Caribische landen is gesloten inzake de landspakketten.”

Tot slot ontkent de staatssecretaris dat de Rijkswet Coho in strijd zou zijn met het Statuut. “Wel leven er bij de Afdeling twijfels over de verenigbaarheid van enkele onderdelen van het voorstel met Statutaire beginselen. Het is aan de rijkswetgever om te bepalen hoe deze twijfels kunnen worden weggenomen.”